TwweeT en de kleine dingen

dinsdag, april 25, 2006

Lijstje
Dingen waarin ik niet goed ben:
- verlof vragen;
- veters strikken;
- kwaad worden;
- telefoneren terwijl anderen meeluisteren;
- lakens vouwen.

maandag, april 24, 2006

Beeld
Mij van geen kwaad bewust, reed ik de parking van de winkel op. Ik had al een sirene gehoord, maar die klonk nog ver weg. Maar toen ik achterom keek, zag ik dat een politiewagen achter mij de parking opdraaide. Om meteen rechtsomkeer te maken.
Er was iets aan de hand. Vele winkelende mensen stonden naast hun wagen en keken allemaal in dezelfde richting. Ook enkele winkelbedienden bevonden zich op de parking. Ze wezen naar het dak van hun winkel. Misschien is er hier een overval gepleegd, dacht ik. Misschien zijn de daders over het dak weggevlucht.
Ik volgde de blikken van de mensen en zag dat ze niet naar het dak van de winkel keken, maar veel hoger. Meteen zag ik wat zij zagen, mijn adem stokte. Ik wendde mijn blik af, parkeerde mijn fiets en vluchtte de winkel in.
Ik had niet willen zien wat ik had gezien. Ik had het niet willen weten. Maar ik kon de tijd niet terugdraaien. Ik zag, ik wist. Ik voelde hoe mijn maag zich roerde.
Op de dertiende verdieping van de achterliggende mastodont – misschien was het zelfs de vijftiende, dat kon ik niet inschatten – stond een vrouw aan de verkeerde kant van het balkon. Ze hield haar armen gestrekt, er was wel een meter lucht tussen haar lichaam en het appartement. En er was onnoemelijk veel lucht tussen haar lichaam en de grond.

vrijdag, april 14, 2006

Griezelig
Naast me in de trein zitten twee jongens. Achttien, schat ik ze, geen twintig. De ene draagt een legerbroek en een bijhorend vestje. De andere draagt minder opvallende kleren : een jeans en een blauwe trui. De jongen in militaire outfit is bijna voortdurend aan het woord. De andere antwoordt op vragen, maar zegt verder niets. Daartoe krijgt hij de kans niet.
Af en toe vang ik flarden van het gesprek op.
- « En die zit in de luchtmacht, die zou dat toch moeten weten ? »
- « Waar was jouw vader gestationeerd ? »
De jongen in jeans mompelt een Duitse plaatsnaam.
« Mijn vader zat ook in Duitsland, cool, joh. Hij zat vlakbij het Ijzeren Gordijn. Het was daar gevaarlijk joh. Ze moesten schieten op alles wat bewoog. »
- « Weet je wat ik op mijn graf wil ? » Natuurlijk weet de andere dat niet. De leger-jongen doet uitgebreid verslag van zijn gewenst grafschrift.
- « Als je tegen Johan KB zegt, dan beweert hij dat dat Kleine Brogel is. Maar dat is toch gewoon Koksijde Basis. Vreemd hé. Als je het over KB hebt tegen een leek, dan heeft die geen idee waarover het gaat. » De leger-jongen lachte, erg zelfingenomen.
Griezels, vind ik ze. Vooral die ene, die groene. Brr…

donderdag, april 13, 2006

Ver en vroeg
Donderdagochtend kwart over zeven, perron 5, station Mechelen. Ik wacht op de trein die mij diep in de Vlaanders zal brengen. Daar zal ik op een andere trein overstappen. Nog dieper de Vlaamse klei in. Roeselare, daar moet ik wezen. Het is een eenmalige actie, ik hoef daar niet elke dag een interview af te nemen. Gelukkig. Het lijkt mij hels om elke ochtend en avond die hele afstand af te leggen. Dat doet niemand, bedenk ik.
Mijn trein wordt aangekondigd met een vertraging van een kwartier. Defect motorstel. Ik ijsbeer heen en weer. Daar gaat mijn aansluiting, mijn afspraak ga ik niet halen. Twintig minuten vertraging, lees ik. De eerste trein richting Vlaanders wordt de stoptrein. Ik spoed me naar het andere perron en vraag aan de conducteur of ik met zijn trein dichter en sneller tot Roeselare raak. Een man voegt zich bij ons. Hij moet naar Roeselare, zegt hij. Ik kijk verbaasd op. Ik ben niet de enige die deze reis onderneemt.
Veertig minuten langer, een overstap extra, legt de treinbegeleider uit. Maar uiteindelijk zullen we in Roeselare raken. We installeren ons in de stoptrein. Nog net hoor ik hoe een man aan de begeleider vraagt of hij in Roeselare zal raken. Drie mensen die op een doordeweekse ochtend bijna drie uur reizen. Van Mechelen naar Roeselare.

dinsdag, april 11, 2006

Verjaardag
De man aan het tafeltje naast me praatte luid. Ik moest me inhouden, bijna had ik hem in opperste verbazing aangestaard.
"Gisteren zaten we met vier rond de tafel. Midden op de tafel zat de poes. En dan hebben we gezongen. ’t Was heel mooi. We hebben ook taart gegeten. Met een één erop, in chocolade. En een kaarsje natuurlijk. Ik mocht blazen, want de poes kan dat niet natuurlijk."

maandag, april 10, 2006

Bijna
Zondagavond, kwart over acht. Na een weekendje ‘liefde-op-een-afstand’, rij ik huiswaarts. Al enkele kilometers voor de grens krijg ik een luchtballon in het oog. De eerste dit jaar. Ter hoogte van de grote windmolens aan de grens, merk ik dat het er maar liefst twee zijn. Een blauwe en eentje in felle kleuren. De lente kan niet ver weg meer zijn.
Zondagavond, veel later. Zoals iedere dag inspecteer ik nog snel de potten met zomerbollen die ik enkele weken geleden plantte. En warempel: ik ontdek twee hele fijne groene sprietjes. De lente is in aantocht.

donderdag, april 06, 2006

Nachtlawaai
Het was vijf weken geleden, maar sinds zaterdag slaapt er opnieuw iemand boven mijn hoofd. En deze keer valt dat best mee. In tegenstelling tot vroeger, worden er geen nachtelijke ruzies uitgevochten boven mijn bed en van ‘vrij-lawaai’ heb ik ook geen last.
Maar helemaal stil is het ook niet. Vooral de nachtelijke wc-bezoeken van de bezoeker gaan niet onopgemerkt voorbij. Elke keer word ik er wakker van. En dat ligt niet aan mijn logee, maar wel aan mijn trap. Die kraakt, alsof de bomen waarvan ze gemaakt zijn elke keer iemand zijn voet op de treden plaatst opnieuw worden omgezaagd. Maar dat geluid is nog steeds veel aangenamer dan nachtelijke scheldpartijen. Laat die logees maar komen!

Taboe
Blijven er nog enkele kruimels appelcake achter aan mijn mes, ik zal het niet aflikken. Hangt er nog confituur of choco aan mijn mes, ik zal het niet in mijn mond stoppen. Zelfs niet als er nog een restje van die heerlijke saus achterblijft aan mijn mes. Mijn mes blijft uit mijn mond. Altijd.
Messen zijn immers gevaarlijk. Messen horen helemaal niet thuis in je mond. Als je je tong snijdt aan een mes, kun je immers doodbloeden. Zo gevaarlijk zijn messen. En zo gevoelig is je tong. Een mes in je mond stoppen, betekent dat je dood gaat. Dat vertelden mijn ouders ons, toen we klein waren. Deden we het toch, kregen we een opmerking en nogmaals de uitleg over messen-tong-bloeden-dood. En die hebben we onthouden. Hoewel ik nu wel weet dat ik niet zal dood gaan van een mes in mijn mond, blijft een scherp voorwerp in mijn mond taboe.