TwweeT en de kleine dingen

zaterdag, juli 24, 2004

Weg
Ik ga naar Polen en ik neem mee:
- badpak
- Sluitertijd, Erwin Mortier
- Scrabble
- Dwaalsporen, Henning Mankell
- 3 dimensionale vier op een rij
- Blindeman, Ian Rankin
- wandelschoenen
- Het Bernini Mysterie, Dan Brown
- goed gezelschap

Bel
Er zaten twee jongetjes recht over me in de trein.  Hun zusje zat naast me, hun opa naast de jongetjes. Ze waren naar de Zoo geweest en waren erg moe.  Het meisje vroeg of er niemand wat wilde drinken.  Dat wilden de jongetjes wel.  Hun zusje was ook een beetje moeder voor hen, zag ik.  Ze gaf haar broertjes twee flesje met elk een naam op. Rémy voor het linkse jongetje, Nicolas voor het rechtse jongetjes.  Ze dronken elk één slokje en gaven hun flesjes terug aan het meisje. 
Daarna werd het stil. Nicolas keek naar buiten, Rémy frunnikte een beetje aan zijn korte broek. Het meisje bestudeerde de inhoud van haar rugzak nauwkeurig en opa wilde weten wie die andere mensen in de trein waren. Ik keek naar hen, lezen lukte niet meer.
Plots hield het linkse jongetje zijn rechterarm gestrekt voor zich uit.  Het leek alsof hij naar me wees.  Maar dat deed hij niet.  Aan zijn wijsvinger bungelde iets wit, wel vier centimeter lang.  Een snottebel.  Opa zag het niet, het meisje ook niet. Ik wel.
"Rémy, wat is dat!" Het meisje schoot wakker. Heel langzaam liet het jongetje zijn arm zakken, tot hij zijn hand op de bank kon leggen.  Maar opa was net iets sneller, met een zakdoek veegde hij de hand van Rémy schoon.  Voor alle zekerheid veegde hij ook de bank schoon. Rémy kneep zijn ogen stijf dicht.  Hij opende ze niet meer tot ik uit moest stappen. Verlegen keek hij me nog even aan.

maandag, juli 19, 2004

Ontdekkingen
Ik heb al een hele ontdekkingstocht achter de rug vandaag.  Ik trok naar de stad die ik altijd invul achter 'geboorteplaats' op allerhande documenten. Hop de trein op, want de trein is altijd een beetje reizen.  En een ontdekkingstocht ook, dus dat kwam mooi uit. Ik zocht de weg in mijn geboortestad, en vond hem.  Ik keek omhoog naar het gebouw waar ik lang geleden - een kwarteeuw - ter wereld kwam en zocht me een weg naar het bewijs daarvan.
"Ik had graag een kopie van mijn geboorteakte," vroeg ik aan het meisje achter de balie.  "Waarvoor moet dat dienen?" vroeg zij op haar beurt. "Voor mijn nieuwe werkgever," antwoordde ik.  Dat was blijkbaar een goed antwoord want ze haalde een dik boek boven, bladerde er een hele tijd in en legde het uiteindelijk op de kopieemachine. Ze sneed alle randjes van de kopie en hield een mooi, klein papiertje over.  "Alhier geboren op heden" las ik. En "te 09,55 uur." Dat wist ik helemaal niet, dat ik om vijf voor tien geboren ben. "Ha," dacht ik. Mijn ontdekkingstocht ging verder. Ik zag de naam van mijn vader, met alle aanhangsels en die van mijn moeder, ook met aanhangsels.  Drie namen hebben ze.  Maar dat wist ik al, dat was geen ontdekking. "In het bijzijn van Herman xxx, treinbestuurder, vierentwintig jaar en Maria xxx, zonder beroep, achtenveertig jaar." Dat wist ik helemaal niet, dat mijn vader op de dag van mijn geboorte in het gezelschap was van een treinbestuurder en van een vrouw zonder beroep. Wat deden die mensen daar?  En wat doen ze nu? Mijn voorlopig laatste ontdekking van de dag deed ik toen ik het papiertje een tweede keer las. "De vijftiende december, te 11,30 uur," las ik. Mijn vader was er snel bij.  Ik was nog geen twee uur oud en hij wilde al aan de hele wereld verkondigen dat hij een kind had "van het vrouwelijk geslacht".

vrijdag, juli 16, 2004

Wekker
Deze week telde ik af. Elke morgen drukte ik mijn wekker uit en dacht: "Nog vier keer." Of: "Nog drie keer." De volgende dag: "Nog twee keer." Daarna hees ik mezelf uit bed en spoelde me wakker onder de douche. Vanmorgen was ik bijna euforisch toen ik de wekker uit drukte. Onmiddellijk zette ik het alarm uit: vanaf nu twee weken geen wekker meer. Hiep hoi. Het scheelde niet veel of ik maakte een rondedansje door de slaapkamer. Ik moest mezelf tot de orde roepen. Streng sprak ik mezelf toe: "Nele, je vakantie begint vanavond pas, je moet nog een dagje gaan werken hoor." "Jaja, dat weet ik wel," sprak het kleine meisje in me, "maar die wekker, dat is toch het vreselijkste van de dag, en dat heb ik nu gehad."

woensdag, juli 14, 2004

Spelletjes
De kinderen uit de buurt hebben elke week een nieuw favoriet spelletje. Twee weken geleden hoorde ik “ieeeeuuuwww baaaf” en “zoefffff”. Vliegertjes maakten buitelingen, botsten tegen geparkeerde auto’s, landden zacht op de straatstenen. De kinderen waanden zich F 16-piloten.
Vorige week werden de vliegertjes opgeborgen en de skeelers boven gehaald. Alleen de jongetjes van de overkant hadden échte skeelers, met vier wieltjes op een rij. Met knikkende knieën gleden ze de straat uit. De jongste zocht steun bij zijn favoriete buurmeisje. De andere kinderen moesten het stellen met één paar oude rolschaatsen, vier wieltjes, aan elke hoek één. Traag zochten ze hun weg naar beneden, voetje voor voetje. Glijden kon je het niet noemen.
Deze week hebben de kinderen een spelletje dat uitermate goed is aangepast aan het weer van de voorbije dagen. Ze ontdekten stoepkrijt. Elke dag tekenen ze de hele straat vol: bloemen, bomen, gekleurde vakjes. ’s Avonds bewonder ik steeds een nieuw kunstwerk in de straat. Maandag hadden ze de hele breedte van de straat gebruikt om OXO te spelen. En dinsdag schreven ze hun naam in grote, dikke letters. ’s Morgens vroeg wanneer ik naar mijn werk vertrek, blijft er bijna niets meer over van de kunstwerken van de vorige dag. De regen zorgt voor een schone straat, zodat de kinderen met een schone lei kunnen beginnen, elke dag opnieuw.

dinsdag, juli 13, 2004

Van Dale (2)
tijgen (onoverg.; toog, is getogen) [1477 met een g die afkomstig is van de verbogen vormen, van Mnl. tiën (trekken), de vorm zonder g is behouden gebleven in betijen; het ww. is dooreengelopen met een ander ww. Mnl. tiën, tigen (verkondigen, beschuldigen), waarvan Nl. aantijgen] 1 (onoverg.) zich begeven, syn. trekken, gaan: 's morgens vroeg toog hij naar zijn werk; onmiddellijk togen zij eropaf 2 tijgen aan, beginnen: aan het werk tijgen; Jeanne toog aanstonds aan 't werk (Robbers).

Van Dale
ocel (de (m.); -len) [1847 Fr. ocelle], puntoog (bij insecten).
ocelli (mv.) [Lat. (oogjes)], pauwenogen (2).
ocotillo /okotiljo/ (de (m.); -'s)[na 1950 Mexicaans-Sp.], woestijnheester met kale takken, die in de regentijd karmozijnrode bloemen heeft (Fouquieria splendens)

vrijdag, juli 09, 2004

Vandaag
Op het moment dat Eva haar benen uit bed zwierde, wist ze het: ze zou vandaag aan zich voorbij laten gaan. Geen gepraat, geen gegniffel, geen spelletjes, geen knuffels, geen aanrakingen voor haar vandaag. Daar had ze niet zo'n zin in. Eva nam een stukje karton, maakte er een koordje aan vast en schreef: 'GESLOTEN.' Ze hing het bordje om haar hals en was klaar voor de dag.

woensdag, juli 07, 2004

Graan en brood
Ramen open, blauwe hemel, wind op ons gezicht. De auto baant zich een weg tussen aardappelen rechts en brood links. Tussen het goud af en toe een rode klaproos en een blauwe korenbloem. In onze hoofden waaien de gedachten van pijn en verdriet weg naar de blauwe hemel.
Eén keer per week maken we samen hetzelfde ritje. Gisteren was er geen wapperend graan meer. Grote maaimachines verpulverden het goud tussen hun tanden. Alleen het kaf bleef over. Graan wordt brood. Ik glimlachte. Misschien worden pijn en verdriet ooit geluk. Ooit, wanneer de aardappelen rechts frieten worden.

maandag, juli 05, 2004

Kind
'(...) Uw kinderen zijn uw kinderen niet. Zij zijn de zonen en dochters van 's levens hunkering naar zichzelf. Zij komen door u, maar zijn niet van u. En hoewel zij bij u zijn, behoren ze u niet toe. Gij moogt hun geven van uw liefde, maar niet van uw gedachten. Want zij hebben hun eigen gedachten. Gij moogt hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen. Want hun zielen toeven in het huis van morgen, dat gij niet bezoeken kunt, zelfs niet in uw dromen. Gij moogt proberen hun gelijk te worden, maar tracht hen niet aan u gelijk te maken. Want het leven gaat niet terug, noch blijft het dralen bij gisteren. Gij zijt de bogen, waarmee uw kinderen als levende pijlen worden weggeschoten. (...)'
Kahlil Gibran

vrijdag, juli 02, 2004

Vraagje
- een vingerkootje van Sint-Goedele
- een druppel bloed van Maria
- een haarpijl van pater Damiaan
- het hart van Sint Isidoor
Maar hoe heten die dingen ook alweer?
Het schiet me even niet te binnen..

donderdag, juli 01, 2004

Telefoon
Ik moest iemand bellen voor m'n werk. Iemand die ik niet kende, waarvan ik alleen de naam had. Misschien was hij oud, misschien jong, misschien werkte hij, misschien was hij thuis, misschien was hij getrouwd, misschien was hij vader, misschien dronk hij, misschien sliep hij. Ik had geen idee. Maar hij kon me verder helpen, misschien. Ik drukte zijn gsm-nummer. Twee keer ging zijn telefoon over. Daarna klonk het: "Godverdomme, bel mij niet op 't werk!" Een luide, barse stem. En dan een klik, hij drukte me weg. Hij wist niet wie hem had gebeld, of waarom hij was gebeld. Verbouwereerd staarde ik naar mijn gsm. "Oen, zet uw gsm dan af!" Maar dat bedacht ik pas twee minuten later.