TwweeT en de kleine dingen

donderdag, oktober 31, 2002

Diep
Situatie: jongen babbelt met meisje, meisje luistert.
“(…) het goede. (…) Het frustreert de mens zo dat hij dat niet kan bereiken. (…) Maar daarvoor moeten we teruggaan, volgens (…)”
Zulke discussies kan je verwachten natuurlijk op het voetpad voor het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte.

Nederlandse uitdrukkingen (6)
"aanpoten"
(bron: zie Nederlandse uitdrukkingen (5), (4), (3), (2) en (1))

Geur
De deuren van de bureaus moeten dicht ’s avonds. Het resultaat daarvan is dat je ’s morgens een bloedhete suffe bureau binnentreedt. Ook zo vanmorgen. Dacht ik. Met m’n neusorgaan op het ergste voorbereid, opende ik de deur van mijn bureau. De geur viel mee, beetje een frisse geur, absoluut niet muf. Ze hebben schoongemaakt, flitste er door mijn hoofd. Maar nee, een snelle blik op de grond leerde me dat het frisse geurtje niet van een schoonmaakmiddel kon zijn. Ik snoof eens diep. Erg fris, en erg bekend dat geurtje. Opeens wist ik het. Ik rook mezelf! Het geurtje was ontegensprekelijk Dove-douchecrème, de douchecrème waarmee ik me gistermorgen gewassen had. En vanmorgen opnieuw. Tot vanmorgen wist ik niet dat m’n geurtje zich zo sterk verspreidde.

woensdag, oktober 30, 2002

Spiegeltje*
Spiegeltje aan de wand,
toon me mijn binnenste buitenkant,
mijn eigenste zelf, ach ben ik het echt?
Ik ben op reis, ik voer een gevecht.
Maar rotsen zijn zacht, water is diep in mij.

'k Leef vanuit mijn buik
tot in de toppen van mijn vingers.
Elke dag opnieuw
met heel mijn lijf met heel mijn ziel.

Water wil snel naar zee.
Mijn stroming voert de keien mee.
Vele gezichten kruisen mijn pad.
Gaandeweg wordt het duidelijk dat
vijfduizend keer ja
het volle leven is.

Jij woelt mijn bodem om,
ik word jouw zijrivier,
kronkelend over dit tweezame land,
Effeta, open langzaam je hand
en even draag ik wat jij niet dragen kan
even draag jij wat ik niet dragen kan.

tekst: Peter De Vriendt, Wouter Velle
muziek: Stefan Bracaval
* wegens al de hele week in mijn hoofd.

Verrassing
“Dag Nele, ben op dit ogenblik in L. Heb je tijd en zin om samen iets te gaan eten?”
Geen naam, geen aanwijzing, geen idee, wel een nummer natuurlijk. Maar het nummer zegt me niets. Compleet niets. Ik twijfel, wat zal ik doen? Onmiddellijk een berichtje terugsturen dat ik tijd en zin heb om met een wildvreemde te gaan eten? Of zal ik op veilig spelen en eerst mijn adresboek eens doorlopen… Uiteindelijk noteer ik het nummer. Stiekem hoop ik dat het V. is, of S, of T. Maar hun nummers zijn niet dezelfde. Het wordt steeds spannender… Bij de P. vind ik het nummer terug, een nog grotere verrassing. Vanmiddag ga ik met P. eten.

Sinterklaas
"Zullen we nog Sinterklaas houden?" vraagt mijn vader hoopvol. Hoe kunnen we zo'n verzoek ooit weigeren?

dinsdag, oktober 29, 2002

Non
Voor me uit liepen twee zwarte zusters. Ze droegen een felblauwe rok en kapje. Het felle blauw stak scherp af tegen hun donkere huid. Alletwee droegen ze een matblauwe rugzak, eentje van Renault. Hun rok kwam tot net over hun knie. Meters helblauwe stof waren er in die rokken verwerkt. Ze droegen nylons. Geen panty’s maar kniekousen. Van voren was hun rok langer dan van achter. Ik kon het randje van hun kousen en de holtes van hun knieën zien. Ze babbelden snel tegen elkaar, geen woord verstond ik er van. Ze liepen in het midden van de straat, maar waren niet helemaal zeker van hun stuk. Ze zochten de straatnaambordjes op de gevels.

Overigens
Het gaat wél goed met mij.

Je komt binnen.
Ik geef je een kus.
Vraag hoe het is.
Leg mijn hand op je schouder.
Glimlach naar je.
En jij kijkt terug.

Je ogen smeken.
Je wang is koud.
Je handen bungelen naast je zij.
Je zwijgt.

maandag, oktober 28, 2002

Fretsel
Een nieuw woord van mijn zus. Voortaan vraagt ze “Is het fretsel al klaar?" en studeert ze “regentaat fretsel en verzorging”. Ze kan goed fretsel bereiden, maar toch vind ik dat haar fretsel heel wat minder lekker smaakt sinds ze het woord fretsel geïntroduceerd heeft.

Nederlandse uitdrukkingen (5)
Spelen als een natte krant
(bron: dezelfde als altijd)

Stoere jongen
De jongen besloot met de fiets te gaan. De wind blies immers uit de goede richting, met een minimum aan inspanning zou hij in een mum van tijd op zijn bestemming zijn. Hij kroop op zijn koersfiets en liet zich verder blazen. Af en toe keek hij op zijn kilometerteller. Hij haalde verbazingwekkend hoge snelheden. Naast hem reed een auto, sneller dan toegelaten in de bebouwde kom. De fietser hield gelijke tred met de auto. De chauffeur draaide zijn venstertje open. “Weet je wel hoe snel je rijdt?” “Ja,” grijnsde de jongen, “60 kilometer per uur.” Alleen in de bochten remde hij iets af.

zondag, oktober 27, 2002

Zwemmen
Zwemmen was gratis vandaag. Ik hoefde mijn tien-beurtenkaart niet te laten afstempelen. "Vandaag is het gratis, ga maar door. Vandaag geven we alles weg," vertelde de man achter de kassa. Ik had het al gemerkt. Er klopte iets niet. Het glas van de snoepautomaat in de inkomhal was weg, de aanblik van het administratief hokje met kassa was niet zo fraai. De kassa wankelde op haar linkerzijde, op de tafel slingerden mappen en dozen allerhande, het leek of alles door elkaar gegooid was. En dat was ook zo. Vannacht hadden inbrekers gebruik gemaakt van het extra uurtje om het lokale zwembad te plunderen. Alles was weg, veel was stuk. Een man maakte foto's, personeel ruimde op en een expert liep heel gewichtig heen en weer. Maar wij konden gratis zwemmen voor deze ene keer.

zaterdag, oktober 26, 2002

Brief
« Was hier. Ben naar huis. Ga u bellen. X, » stond er. Het briefje wapperde in de wind aan een bankje vlakbij de rozentuin. Een gemist afspraakje. Een lege bank. Een meisje (want het was een duidelijk meisjeshandschrift) zonder gsm. Een vertwijfeld, onzeker en gekwetst meisje.

‘s Ochtends als hij wakker werd wist de eekhoorn soms niet goed wat hij denken moest van zichzelf.
Hij rekte zich dan uit en vroeg : zou ik nu besluiteloos zijn ? Dan dacht hij enige tijd na over de besluiteloosheid. Hij vond het een mooi woord, besluiteloosheid, maar hij kon er nooit goed achterkomen wat het nu precies betekende. Vervolgens zei hij tegen zichzelf : « Eekhoorn, doe nu óf gewoon óf ongewoon óf iets nieuws óf niets óf je kleren aan. »
Meestal deed hij dan het vierde : niets. Maar als hij een tijdlang niets gedaan had, kon hij ontevreden worden over zichzelf en roepen « Eekhoorn, kies nu of kies niet, één van beide ! Desnoods slaak je een zucht. »
Als hij dan niets koos was hij toch tevreden want dan had hij de tweede mogelijkheid gekozen.
Allengs werden zijn gedachten dan ingewikkelder en soms raakten zij zelfs helemaal in de knoop. De eekhoorn wilde dan denken : ontwar jezelf ! Maar door de knoop in zijn gedachten kwam hij niet aan die gedachte toe. Roerloos lag hij dan in zijn bed en keek omhoog. Maar zijn plafond drong niet tot hem door. Dat kon uren duren tot de honger hem zijn bed uit joeg, naar de kast liet lopen, een beukenoot liet pakken en in een stoel voor het raam liet neervallen om gulzig te gaan knabbelen. Zijn gedachten raakten dan meestal onopgemerkt weer uit de knoop.
Na zo’n ochtend bleven zijn gedachten eenvoudig en weinig eisend. Hij lag de hele dag op de tak voor zijn deur of voerde een onbelangrijk gesprek met de mier aan de rand van het bos. Soms maakten zij plannen en soms namen zij zich voor nooit meer iets te beleven.
« Wat moet dat heerlijk zijn, » zei de mier.
« Ja, » zei de eekhoorn dan, half in slaap. Hij hoorde meestal niet meer dat de mier hem even later op zijn schouder tikte en riep : « Eekhoorn ! Ga je mee ? »
« Drghjyt, » mompelde hij dan, of « Mirrrr » of « Gr ».
« Ik vind het hier niets ! » riep de mier dan soms. Maar de eekhoorn sliep zelfs vaak nog als de mier hem aan zijn staart meesleepte, het bos in, op weg naar een groot en ingewikkeld avontuur.
Uit: Misschien wisten zij alles van Toon tellegen

vrijdag, oktober 25, 2002

Beschamend
Op een vergadering met hoge pieten (voor jou) je eigen buik de hele tijd horen rommelen en er zeker van zijn dat de anderen dit ook horen.

Hoofd
Vandaag heb ik mijn dagje niet. 't Is net alsof ik me even grijs en somber als het weer voel. Geen enkel straaltje zonlicht valt naar binnen, alleen de wind en de regen ontbreken nog in m'n hoofd. Morgen beter!

Garnaalkroketten
Op vraag van Noud
Mijn broer verjaarde. Hij wilde garnaalkroketten, pensen en appeltaart. Garnaalkroketten en appeltaart omdat hij dat graag eet, pensen uit heimwee. Zijn huidige huisgenoot maakt dat immers nooit klaar. Mijn moeder wist wat gedaan: op onze verjaardag beslissen wij wat er op tafel komt, de anderen hebben zich er bij neer te leggen.* En dus stonden er zondagavond garnaalkroketten, soep, pensen, appelmoes, kriekskes en zelfgemaakte appeltaart op het menu.
Althans dat was de bedoeling. De garnaalkroketten werden al spoedig vervangen door een “gegratineerde ovenschotel van garnaalbrij.” Mijn moeder's poging om zelf garnaalkroketten te maken, werd in de kiem gesmoord. De brij die kroket moest worden, liet zich immers niet makkelijk verdelen, laat staan bebloemen, beëiwitten en paneren. Aan frituren waagde ze zich zelfs helemaal niet. Mijn moeder stortte de brij in een ovenschotel, strooide er het paneermeel op (niets verloren laten gaan), bedekte het geheel met een laagje kaas en schoof de schotel de oven in. En zo kwam het dat garnaalkroketten bij ons thuis uit de oven komen en niet uit de frituurpan.
*De vreemde combinatie is volledig op mijn broer's rekening te schrijven. Ontegensprekelijk heeft hij zijn eigenaardige smaak ontwikkeld in tijden dat hij ver verwijderd was van zijn oudste zus. Hierbij kan ik misschien nog toevoegen dat ik absoluut geen pensen eet, dat is zowat het enige waar ik zelfs niet van wil proeven.

donderdag, oktober 24, 2002

Parfum
Een parfum met een vleugje herfst. Dát zou ik wel willen. Een geur met het warme, lichtjes vochtige en een tikkeltje zure luchtje van een pas gevallen blad. Een blad van een eik of van een ginkgo of van een beuk of van een kastanje. Een blad dat nog een groene kleur heeft, maar stilaan geel en rood en bruin wordt. Een blad aan het begin van de herfst. Dat is een geur die ik de rest van het jaar ook wel af en toe wil ruiken.

woensdag, oktober 23, 2002

Brood
Mijn grootvader houdt niet van bruin brood. Dat is zwak uitgedrukt, mijn grootvader verafschuwt bruin brood. Mijn grootvader heeft een oorlog meegemaakt, dat verklaart veel. Maar vorige week kwam ik een andere reden voor zijn afkeer aan de weet. Aan bruin brood voegen de landbouwers, de molenaars en de bakkers al hun afval toe, aldus mijn grootvader. Het kaf, het stro dat op de velden blijft liggen, gaat hop bij de bruine bloem. Alles wat er bij een molenaar op de grond terecht komt (van aarde, over muizenstrontjes tot ik-wil-het-niet-weten) veegt de molenaar regelmatig samen en voegt hij toe aan de bruine bloem. Bij de bakker hetzelfde: alles wat er op de grond valt, komt uiteindelijk terecht in de panda-broden, de 16-granen-broodjes, de zwarte-woud-broden, de linea-broodjes en de multi-granenbroden. Daarom eet mijn grootvader nooit bruin brood. Maar ik wel.

Gas
Er is een gaslek in de kelder. De gelijkvloerse verdieping (waar bezoekers komen) is helemaal ontruimd. De eerste verdieping niet. Daar zitten wij. Mij kwamen ze zelfs niets vertellen. Hoeveel doden vielen er gisteren bij een gasontploffing?

Bomen
Het waaide. Of het regende. Of allebei. Tussen het moment dat mijn wekker afging en het moment dat ik ook echt uit mijn bed stapte – een half uur vanmorgen – luisterde ik naar de bomen. De wind en de regen hoorde ik niet. De bomen, de bladeren en de takken, gaven de wind en de regen een grote klankkast. Ze kreunden, de bladeren en de takken zochten steun bij elkaar. Ze wreven tegen elkaar aan om warm te blijven. Om nog iets langer bij de boom te blijven. Om nog niet verbannen te worden tot de compost. Om nog even deel te zijn van het prachtige bladerdak van het bos. Om nog steeds beschutting te bieden aan de vogels. Dat had niet zoveel uitgehaald, zag ik toen ik op m’n fiets stapte. De bomen waren nu bijna helemaal kaal.

dinsdag, oktober 22, 2002

Slaap
Voor het eerst in mijn pendelaarsbestaan werd ik gewekt met de woorden: "Vervoersbewijs alsjeblief." Ik keek de controleur verdwaasd aan, stamelde een "excuseer" en duikelde mijn abonnement uit mijn tas op. De twee jongens aan de overkant bekeken mij met veel leedvermaak. Ik wendde mij wijselijk naar het raam en voelde onmiddellijk dat zo'n mini-slaapje in de trein toch niet echt goed kan zijn. Stijve nek en hoofdpijn. Wil zo m'n bed in kruipen. Mijn hele avond naar de vaantjes.

Beu
Hij is België beu zei hij. Veel te bekrompen, veel te burgerlijk. Hij wil naar Engeland. Is dat wel zo'n goed idee?

maandag, oktober 21, 2002

Lange Jan
“Opgepast, zingende kinderen” staat er in onze straat op 31 december. Kinderen gaan van huis tot huis, wensen iedereen een gelukkig nieuwjaar en hopen op wat lekkers. “Oud jaar nieuw jaar, twee koeken is een paar ‘k wens u een zalig nieuwjaar.” Zo gaat het minst originele liedje.
Wij gingen ook zingen. Oude handdoeken had mijn moeder toegenaaid en er een lintje aan bevestigd zodat we ze om onze hals konden hangen. Huis na huis vulde de zak zich met lekkers. Af en toe spoorde mijn vader ons op, konden we onze zakken leegmaken en vervolgden we zingend onze weg.
We kregen veel, we zongen ook veel. Nog weken na nieuwjaar hoefden we niet naar de winkel om snoep of koeken. Pennywafels, mandarijtjes, cha-cha’s, pakjes chips, cola-lolly’s, alles werd nauwgezet gesorteerd en opgeslagen in grote dozen.
Er was ook snoepgoed dat niet zo in de smaak viel. Bij oudere mensen kregen we soms droge koekjes, zonder verpakking. Soms waren die ronduit vies. Maar er waren er ook met een roze laag suiker op. Hen was geen lang leven beschoren in onze koekjesschuif. De koetjes-repen gingen onmiddellijk de vuilbak in. Dat goedje dat van heel ver iets weg had van chocolade, raakte toch nooit op. Na een paar jaar bewaarden we ze niet meer, rechtstreeks de vuilbak in. Ook Lange Jans gingen onmiddellijk richting afval. Niet omdat we dat niet lekker vonden, dat zouden we niet weten. Mijn moeder vond dat vies, dus besliste zij om onze Lange Jans, die wij bij elkaar gezongen hadden, ogenblikkelijk te verbannen naar de vuilbak.
Toen we jaren later voorzichtig proefden van die vieze Lange Jans, vonden we die best lekker. Of vonden we die alleen maar lekker omdat het verboden vruchten waren, verboden vruchten met een verhaaltje?

Ingrediënten voor een herfstige verjaardag:
Kaarsen, pakjes, een warme kachel, de poes binnen, samen aan tafel, appeltaart met kaneel én deksel (zo maakte mijn moeder die vroeger altijd vóór mijn zus zich begon te moeien in de keuken), mislukte garnaalkroketten (garnalenbrij in de oven), verhaaltjes over vroeger.

zondag, oktober 20, 2002

20 oktober
Op sommige dagen weet je nog exact wat je een jaar tevoren deed. En het jaar daarvoor, en het jaar daarvoor. Bijna van minuut tot minuut kan je die dagen beschrijven. Vandaag is zo’n dag. Vorig jaar 20 oktober hadden we iets te vieren. Maar veel vieren deden we niet.. 20 oktober 2001 was geen leuke dag. Maar 20 oktober 2002 belooft wél leuk te worden !

zaterdag, oktober 19, 2002

Herfst
In de stromende regen spoelde ik het laatste restje zomer écht weg vandaag. De bloembakken op mijn (gedeeltelijk overdekt, wees maar gerust, ik werd niet nat van de regen) terras stonden nog vol zomerbloemen. De bloemen gaven al een tijdje aan dat de zomer echt wel voorbij was. Ik negeerde de signalen, stug bleef ik hen water geven. Alleen die plant met zijn witte fluwelen blaadjes wist van geen ophouden, die deed alsof hij, zomerplant, aan’t begin van de herfst in de fleur van zijn leven was. Ik heb er korte metten mee gemaakt. Tot de wortel toe heb ik hem uitgeroeid. Twintig oktober is echt wel de uiterste datum om de herfst te laten beginnen. Heide heb ik geplant, heide en een groen plantje dat goed tegen de vorst kan. De zomerplanten zijn verbannen naar het containerpark. Daar hoort de zomer in de herfst.

vrijdag, oktober 18, 2002

Aandeel
Vanmorgen, om 7u30 in de trein zat een jongen heel aandachtig de Metro te lezen. Opeens pakte hij zijn GSM en belde. « Dag pa, je hebt een slecht zaak gedaan hé, ‘t is nog gestegen. » Er kwam een kort antwoord van pa. Toen de zoon meer uitleg wilde geven over de verkochte aandelen, had pa de verbinding al verbroken. Mooie manier om wakker gebeld te worden door je zoon natuurlijk.

donderdag, oktober 17, 2002

Taal en ik
Soms denk ik dat ik toch een beetje dyslectisch moet zijn. Met tweeklanken heb ik het nog steeds moeilijk. Als ik een woord met ui of eu moet schrijven, twijfel ik. Ook ij en ei stellen me soms nog voor problemen. Dan moet ik eerst diep nadenken. Beduidenswaardig, klinkt dat als deur of als huis ? De eerste woordjes die ik leerde met ui en eu bewijzen nog dikwijls hun nut. Pas als ik « gehoord » heb dat beduidenswaardig klinkt als huis, weet ik dat daar een ui hoort. Deur en huis klinken nog veel in mijn hoofd. Maar deur en huis zorgen er ook voor dat ik niet al te veel fouten maak.

Trouwens
Mijn broer verjaart vandaag.
Ik heb één canderelletje teveel in mijn koffie gedaan.
De zon schijnt.
Mijn twee pinken jeuken.
Er zit een gat in mijn schoen.
De tajine van gisteravond smaakte me weer.
Het is donderdag.
Iemand heeft een mooie tekening gemaakt in het midden van de Bondgenotenlaan (2x).
Mijn collega smeerde vroeger nooit zelf zijn boterhammen.

Kleine dingen
« TwweeT en de kleine dingen », zo heet het hier. Over de grote dingen wilde ik niet schrijven, niet over de grote dingen in mijn leven, niet over de grote dingen in de wereld. Niet omdat de grote dingen mij niet raken. Ze raken mij teveel, ze laten weinig van mij heel. Maar een aandachtige lezer pikt er zo de grote dingen uit. Vele kleine dingen maken immers grote dingen.
En de grote dingen in de wereld ? Waarom heb ik het daar nooit over ? Niet omdat ze mij niet raken, niet omdat ik er geen mening over heb. Maar omdat mijn mening zo relatief is, omdat er genoeg andere plaatsen zijn waar ik én jullie daar mee terecht kunnen.
"TwweeT en de kleine dingen" dus. Maar soms kan ik niet anders dan over de grote dingen schrijven. Dan ben ik helemaal vol van die grote dingen, zo vol dat er geen plaats meer is voor kleine dingen. Maar ik moet de grote dingen hier geen plaatsje geven. Dat mag ik, maar moet ik niet.
Misschien blijft het hier leeg als de grote dingen geen ruimte laten voor de kleine dingen. Of werpen de grote dingen hier hun schaduw.

woensdag, oktober 16, 2002

Café
Gisteravond had ik een mooi verhaaltje voor op mijn blog. Samen met een vriendin zat ik onder de druivelaar in een café. Het schouwspel aan het tafeltje naast het onze, zou een mooi stukje opleveren. In gedachten was ik al volop aan het noteren. Maar een mooi stukje zal het niet worden. Daarvoor ging het gesprek de verkeerde richting uit.
Een man die duidelijk iets te diep in het glas gekeken had, probeerde er twee vrouwen te versieren. Zijn onhandige pogingen en het aantrek- en afstootspelletje dat de vrouwen met hem speelden waren komisch. Aan ons tafeltje verstomde het gesprek bijna helemaal. Met toenemend leedvermaak volgden we zijn vorderingen.
Maar op een bepaald moment was het niet grappig meer. Op een bepaald moment wilde ik geen letter uit de mond van die man meer horen. Ik moest naar buiten, onmiddellijk.
Het gesprek ging over de kinderen. De vrouwen voerden hun kinderen aan als argument, om niet te lang te moeten blijven. De man speelde daar handig op in en hij vertelde dat hij samenwoonde met zijn oudste dochter. Toen de vrouwen vroegen naar zijn andere dochters kwam het hele verhaal eruit.
Zijn jongste dochter was verongelukt. Het was in het VTM-nieuws geweest. Hij noemde de naam van mijn dorp.
Ik werd wit. Zijn dochter was M. Dat had ik nu wel begrepen. En hij was de vermiste vader, de vader die al jaren geen contact meer had met zijn dochters. De vader die niet op de begrafenis van zijn jongste dochter was. De vader die helemaal niet samenwoonde met zijn oudste dochter.
Maar dat vertelde hij de twee vrouwen niet. Dat wist ik. Ik ken zijn dochters.
Ik was boos. Boos omdat hij zijn dochter gebruikte om indruk te maken, om vrouwen te versieren.

dinsdag, oktober 15, 2002

:-)
Net na het werk besloot ik eventjes langs te gaan bij een bevriend koppel, om een beetje bij te praten. Hun auto stond voor de deur, dus de kans dat ze thuis waren, was erg groot. Ik belde aan, en zag het hoofd van K. al snel verschijnen. Hij keek me een beetje verward en verbaasd aan. Hij vroeg me niet onmiddellijk binnen. Ik was ook een beetje in de war, hier was ik een hartelijker onthaal gewoon. "Ik kom gewoon eventjes langs om te horen hoe het met jullie is," probeerde ik. K. moest nog eventjes zoeken naar woorden, maar hij vond ze. "M. is vanmorgen bevallen." "Ooh", nu was het mijn beurt om verbaasd te zijn. Ik dacht dat bevallen nog niet echt aan de orde was. Maar nu wist ik waarom ik vandaag zoveel aan M. en K. had gedacht. Ik vroeg of alles goed was (ja alles was goed), of het een meisje of een jongen was, hoe het kleine mensje heette. Maar dat wilde hij me nog niet vertellen. "Dat kan je meteen zelf ontdekken." Hij zocht in de stapel geboortekaartjes naar dat ene dat voor mij bestemd was. Het zoeken duurde eindeloos en hij wilde geen woord lossen. Ongeduldig haalde ik het kaartje uit de omslag. Een meisje. Fee. Mooi! Hij zocht snel nog wat drank bij elkaar en trok opnieuw naar moeder en kind. Ik stapte op mijn fiets en reed met een grote glimlach naar huis.

Puber
Pubers zijn niet makkelijk. Dat is bekend. M. is ook niet makkelijk. Ze is immers ook een puber. Maar daar denkt zij anders over. Ze is nu immers al volwassen, denkt ze. Daar hebben anderen af en toe hun twijfels bij. Wanneer ze de hele dag geen woord zegt en alleen maar heel lelijk kijkt bijvoorbeeld. Wanneer ze uitroept dat de wereld onrechtvaardig is, dat iedereen tegen haar is. Of wanneer ze hard met de deuren slaat. Wanneer ze stellig beweert niet te roken. Wanneer ze uren aan de telefoon hangt. Wanneer ze niet goed weet wat ze aanmoet met dat lijf van haar. Eigenlijk denken anderen nog best vaak dat ze een volbloed puber is. En daar wordt ze helemaal puberaal van.

Seizoen
Ik vind het nog steeds moeilijk. Nog steeds ben ik niet gewend aan de “overgang der seizoenen.” Op reis gaan in september was blijkbaar toch niet zo’n goed idee. Of ik had naar koudere oorden moeten trekken natuurlijk. Ik heb het koud. Verdomd koud. Sinds ik terug ben uit Marokko raak ik niet opgewarmd. Ik zet mijn verwarming op 25 (dat is nog 10 graden kouder dan de gemiddelde temperatuur in Marokko, maar wel 5 graden warmer dan ik de verwarming vorig jaar zette), ik heb mijn dikste deken op mijn bed gelegd, ik drink van ’s morgens tot ’s avonds warme thee, ik heb warme kleren gekocht die ik ook draag, ik douche heet, ik ga de straat niet op zonder sjaal en mijn hoedje, en ik bevries. Ik weet het niet meer. Misschien moet ik gewoon teruggaan.

maandag, oktober 14, 2002

Tsjing-tsjang
We gingen henna-tattoos plaatsen. Tante N. wilde er heen rond haar navel. Daar schrok haar moeder toch wel eventjes van. Haar vader vond het best. Kon hij eindelijk nog eens een « intiem » stukje van zijn al lang volwassen dochter bewonderen. Neefje P. wilde een « tsjing-tsjang » tattoo. Tante N. kreeg haar navel-tattoo en neefje P. kreeg zijn tsjing-tsjang-tattoo.
De henna betekende het einde van dit weekend. Geen Ketchup-song meer, geen Cees en Kaas meer, geen moordspelen en geen klekkernijen meer. Alleen nog het gastenboek. Broer B. had er een mooi tekstje in geschreven, wij moesten alleen nog tekenen. Neefje W. van zeven vroeg of zijn paraf volstond. Dat was niet zo : we wilden alle letters van zijn hele naam.

zondag, oktober 13, 2002

Cees en Kaas
Verbazingwekkend hoeveel lekkere dingen met de letter C of K beginnen. Kersenclafoutis, chocolade, kaastaart, kroepoek, kaviaar, citroentaart, cake, chips, cashewnoten, kaas, chocoprince-koeken, kalletaart, crumble, kokoskoekjes, chocomousse, kerstomaatjes, koffiekoeken en kiwicoulis.
Dit weekend heb ik het allemaal geproefd. Het weekend stond in het teken van Cees en Kaas en dat was een meevaller! (Verder waren er natuurlijk ook een vleugje Kunst en Cultuur, en een tikkeltje Creativiteit.)

vrijdag, oktober 11, 2002

Dooi
koud
verkleumd tot op het bot
handen diep in de mouwen
ze kijkt niet
schrik van de wereld
bang om te vallen
nog dieper te vallen

en dan
twee armen om haar heen
langzaam wordt ze warm

Tekst
Wanneer je intensief gaat knoeien aan een tekst die je een jaar geleden schreef, merk je dat je schrijfstijl snel evolueert. Werk aan de winkel !

donderdag, oktober 10, 2002

Uitspraak van een verdediger
"Als ik over de middenlijn kom, krijg ik al heimwee."
(En nee, deze keer noem ik geen namen.)

Hoedje
Vanmorgen droeg ik voor het eerst sinds lang mijn hoedje opnieuw. Het was té koud, voor mij geen bevroren oren meer op de fiets. Ik ben een hoedjesmens, geen mutsenmens. Hoeden zijn veel mooier en even warm als een verlebberde, wollen muts. Mijn hoedje bevat trouwens ook 70 % wol, ontdekte ik net. Het is effen zwart, zeer soepel en heeft een opstaande rand, zoals dat hoort voor een echte hoed. Mijn hoedje heeft geen voor- of achterkant, het is een simpel, multifunctioneel rond modelletje. Voor enige kleur zorgt een wit met rood etiket aan de binnenkant. “Pomme d’Amour” staat er. En dat is een beetje ironisch, gezien het verhaal van dit hoedje.
Dit hoedje was een geschenk voor mijn achttiende verjaardag, jaren geleden. Eigelijk was het een surrogaat-hoed. Mijn vorig hoedje was ik enkele dagen tevoren immers verloren. Op 9 december was ik er duidelijk met mijn gedachten niet bij, ik had andere dingen aan mijn hoofd. Ik liet mijn hoedje gewoon achter in het cafetaria (tkaf in de volksmond). Mijn toenmalig vriendje had het daar net uitgemaakt. Mijn nieuwe hoedje “Pomme d’Amour” verlichtte het dubbele leed slechts een beetje.

woensdag, oktober 09, 2002

Boos
"Godverdomme!" klinkt het plots heel luid. Onwillekeurig krimp ik in elkaar. Nog voor ik kan thuisbrengen wie er zo hard schreeuwt, waarom hij zo hard schreeuwt, maakt angst zich van mij meester. Dan dringt langzaam het besef door dat het mijn bovenbuurman mét opvliegend karakter is. Waarom en tegen wie hij zo moest schreeuwen, weet ik nog niet. Hij stond in de gang, ik hoop dat hij de ruzies met zijn vriendin ook deze keer binnenskamers uitvecht. Ergens hoop ik dus dat hij het tegen ons heeft. Tegen mij of mijn logees-onderburen. Snel bedenk ik wat ik mis zou kunnen doen. Wat zou er hem nu niet aanstaan? Ik zit gewoon achter mijn bureau, een stukje tekst te tippen. Geen lawaai, geen bezoek, geen muziek, geen voetstappen. Daarstraks heb ik mijn deur wel een beetje te hard toegetrokken, maar dat kan het toch niet zijn? Ik waan mij veilig. Mijn onderburen dan? Ze zijn thuis, ontegensprekelijk. Ik hoor ze niet, maar hun geurtjes dringen overal door. Vloekt mijn bovenbuurman daarom zo luid? Of had hij gewoon een slechte dag op het werk? Of toch zijn vriendin?

Duimeliesje
Er was eens een vrouw die heel graag een kindje wilde, maar ze wist helemaal niet waar ze dat vandaan moest halen. Toen ging ze naar een oude heks en die gaf haar een gerstekorrel. “Stop hem in een bloempot, dan zul je eens wat zien,” zei de heks. De vrouw ging naar huis, plantte de gerstekorrel, en er begon meteen een mooie, grote bloem uit te groeien. De vrouw kuste de mooie blaadjes. Precies op dat moment gaf de bloem een harde knal en ging open. Midden op de bloem zat een piepklein meisje. Ze was niet groter dan een duim en daarom werd ze Duimeliesje genoemd. Overdag speelde Duimeliesje op de tafel, waar de vrouw een bord had neergezet, waarin een tulpenblad ronddreef. Daar kon Duimeliesje op zitten om van de ene kant van het bord naar de andere te varen.

Op een nacht kwam er een lelijke pad door het raam gesprongen, zo op de tafel waar Duimeliesje lag te slapen. “Dat is een lieve vrouw voor mijn zoon,” zei de pad, en hij sprong met Duimeliesje het raam uit. In de tuin liep een grote brede rivier. Daar woonde de pad met haar zoon. Oei, die was ook al zo lelijk.

In de rivier groeiden heel veel waterlelies. De oude pad zette Duimeliesje op het allergrootste blad neer, zodat ze niet weg kon lopen. De volgende dag zwom de pad met haar lelijke zoon naar Duimeliesje toe en maakte in het water een diepe buiging voor haar? Ze zei: “Hier zie je mijn zoon, hij wordt je man en jullie gaan heel mooi wonen in de modder.” Ze zwommen weg en Duimeliesje zat helemaal alleen op het groene blad te huilen.

Op dat moment kwam er een grote meikever aanvliegen? Hij kreeg haar in het oog en sloeg meteen zijn klauw om haar smalle middel en vloog met haar de boom in. Hij gaf haar bloemenhoning te eten en zei dat ze allersnoezigst was, al had ze dan niets van een meikever. Later kwamen alle andere meikevers op visite. Ze bekeken Duimeliesje en zeiden: “Ze heeft maar twee pootjes, dat ziet er zielig uit.” “Ze is zo smal om haar middel, jakkes, ze lijkt wel een mans. Wat is ze lelijk’” zeiden alle meikevervrouwtjes. Dat vond de meikever die haar had meegenomen ook, en hij wilde haar al niet meer. Ze vlogen met haar de boom uit en zetten haar op een madeliefje. De hele zomer en herfst leefde die arme Duimeliesje helemaal alleen in het grote bos. Ze at honing uit de bloemen en dronk van de dauw die iedere morgen op de bladeren lag.

Het werd winter en Duimeliesje beefde van de kou. Toen kwam ze bij het holletje van een veldmuis. De veldmuis woonde lekker warm. Ze had haar hele kamertje vol koren. Duimeliesje ging bij de deur staan en vroeg om een klein stukje gerstekorrel, want ze had in twee dagen niet gegeten. “Arme stakker!” zei de veldmuis, “kom binnen en eet maar mee.” Omdat ze Duimeliesje aardig vond, zei ze: “Je mag de hele winter wel bij me blijven.” Op een dag zei de veldmuis: “We krijgen bezoek van mijn buurman. Hij zit er warmpjes bij, beter dan ik. Hij heeft zalen van kamers en hij loopt in zo’n prachtige zwartfluwelen jas.” Meneer de mol kwam op bezoek in zijn zwarte bontjas, de zon en de mooie bloemen kon hij niet uitstaan, want die had hij als mol namelijk nog nooit gezien.

De winter ging langzaam voorbij. “Deze zomer moet je aan je uitzet werken,” zei de veldmuis tegen Duimeliesje, want de mol had om haar hand gevraagd. Na de zomer zou de mol zijn bruiloft met Duimeliesje vieren; maar zij vond het helemaal niet prettig, want ze hield niet van die saaie mol.

De zomer ging voorbij. Toen zouden ze trouwen. De mol was er al om Duimeliesje te halen. Ze ging diep onder de grond bij hem wonen en ze zou nooit meer in de warmte komen, want daar hield hij niet van. Duimeliesje was heel bedroefd. “Dag, heldere zon,” zei ze en ze sloeg haar armen om een rood bloempje dat daar stond. “Kierewiet, wiet, wiet,” klonk het op hetzelfde moment boven haar hoofd. Ze keek op: het was een zwaluw die juist langs kwam. Ze vertelde hem hoe vreselijk ze het vond om die akelige mol als man te krijgen en dat ze diep onder de grond moest wonen waar de zon nooit scheen. “De koude winter komt eraan,” zei de zwaluw. “Ik vlieg ver weg naar warme landen. Ga je mee?” Je kunt op mijn rug zitten.” “Ja,” zei Duimeliesje en ze klom op zijn rug.

Toen vloog de zwaluw hoog de lucht in, over bossen en meren, hoog boven de bergen waar altijd sneeuw ligt. Ze kwamen bij de warme landen. Aan het blauwe meer stond een paleis. Er lag een grote, witmarmeren zuil, die in drie stukken was gebroken. Daartussen groeiden de mooiste witte bloemen. De zwaluw vloog er met Duimeliesje heen en zette haar op een van de grote bladeren, maar wat was ze verbaasd! Er zat een klein mannetje middden in de bloem. Hij had een gouden kroontje op zijn hoofd en de mooiste doorzichtige vleugels aan zijn schouders; hij was niet groter dan Duimeliesje. Hij was de engel van de bloem. “Goh, wat is hij mooi!” fluisterde Duimeliesje tegen de zwaluw. De prins vond Duimeliesje het allermooiste meisje dat hij ooit had gezien. Toen nam hij de gouden kroon van zijn hoofd en zette hem op de hare. Hij vroeg of ze zijn vrouw wilde worden. Toen ze ‘ja’ zei tegen de prins, kreeg ze ook een paar doorzichtige vleugels. Zo konden ze samen van bloem tot bloem vliegen.
Naar Hans Christian Andersen

Vraagje
Als het bij ons (in België, Nederland zo je wil) volle maan is, is het in Afrika, Amerika, Azië of zelfs maar Spanje of Noorwegen ook volle maan?

dinsdag, oktober 08, 2002

Auto
(In Gent, aan de werkzaamheden op de E17)
- “We zitten mis, afslag gemist.”
- “Dat is hier slecht aangeduid zeg!”
- “Dáár had ik moeten rijden!”
“Wat doe ik nu 't best?”
- “Volgende afslag nemen en terug rijden zeker?”
- “Kijk eens op uw kaart. Is er geen weg van de ene autostrade naar de andere?”
- “Er is een knooppunt.”
- “Dus wat doe ik? Ik neem de volgende afslag en rij verder naar de juiste autosnelweg?”
- “Nee, dat is een grote baan.”
- “En die baan, gaat die naar boven op uw kaart?”
- “Euh, nee, maar die komt wel juist uit hoor.
- “Dus ik kan via die weg naar de juiste autostrade rijden?”
- “Dat weet ik niet.”
- “Wat doe ik dan best?”
(De eerste afrit nemen en onmiddellijk de snelweg terug op in de andere richting.)

Nacht
Wanneer je dagen en nachten met wildvreemden doorbrengt, leer je elkaar wel heel intiem kennen. Vooral de nachten zijn erg leerzaam. A. slaapt slecht. Hij ligt uren wakker. Hij keert en draait, zucht soms maar ademt meestal heel oppervlakkig. De ademhaling van een wakker mens. B. en C. slapen onmiddellijk in, ze verroeren zich niet meer tot de wekker gaat.
De persoonlijke nachtgeluiden zijn het meest overweldigend. D. en E. snurken. D. moeten we niet elke nacht aanhoren, maar E. hakt grote wouden om. Wanneer je haar zacht wakker maakt, houdt het geluid slechts even op. Zaak is om voor E. in te slapen.
F. praat in zijn slaap. Hij wordt ook af en toe wakker. Wanneer je ’s nachts naar het raam gaat en aan zijn bed passeert, vraagt hij “Wat doe je hier?” en komt zelf ook eens aan het raam kijken. ’s Morgens weet hij hier niets meer van.
Het intrigerendst en lastigst zijn G. en H. Ze knarsetanden. G. maakt er smakkende geluidjes bij. H. laat het smakken achterwegen, maar het volume van haar knarsende tanden, maakt dat ruimschoots goed.
Na één nachtje weet je wel in wiens buurt je best gaat liggen…

maandag, oktober 07, 2002

Tieda
Tiedatiedatiedadie dadadiedadadie tiedatiedatiedadie dadadiedadadie… Zo klonk het vanmorgen toen ik mijn slaapkamerdeur opendeed, onderweg naar de badkamer. Het hoge, elektronische muziekje kwam uit de keuken. Het weerklonk daar al de hele nacht, besefte ik nu. Mijn zelfgemaakte yoghurt was al een tijdje klaar.

zaterdag, oktober 05, 2002

Nichtje M.
"Mijn schoenen hebben niet veel veters. Gelukkig. (met een diepe zucht) Ik veter niet graag."

Herkenning
Een knik. Een vaag gevoel van herkenning. Hij glimlacht naar mij. Hij moet me onmiddellijk kunnen plaatsen. Hij weet wie ik ben. Ik ken hem ook. Maar wie is hij? Vanwaar ken ik hem? Ik voel me erg onzeker. Snel overloop ik de verengingen, de plaatsen, waar ik kom. In welk plaatje past hij? Een knappe man van vooraan in de dertig, met een blond dochtertje. Nog steeds gaat er geen belletje rinkelen. Aan de kassa komen we elkaar weer tegen. Weer geven we elkaar een vriendelijk knikje. De onzekerheid knaagt.
Plots is het er: de trein! De vriend van A. Wat een opluchting. Ik glimlach stralend terug.

vrijdag, oktober 04, 2002

Nieuw (voor mij)
'k Heb net een leuke, mooie, nieuwe weblog ontdekt: dwaallichtjes, eentje dat wel een beetje reclame verdient.

donderdag, oktober 03, 2002

Onderburen
Mijn onderbuurman is op reis. Voor drie en een halve week. Hij heeft gezorgd voor een cat-sit. Zijn twee beestjes zullen niets tekort komen. Onder me logeert een koppeltje dat blijkbaar voor het eerst van het vrije leven kan genieten. Zo te horen en ruiken gebeurt dat ook volop. Voor de deur staan brommers en fietsen, auto's vinden amper nog een parkeerplaatsje. In de gang hangt een doordringende wierrookgeur. Toch worden de wiet-geurtjes niet helemaal gecamoufleerd. Ook aan muziek ontbreekt het hen niet. Tot diep in de nacht schallen de gitaren uit de boxen. Er hangt hier zowaar een studentikoos sfeertje. Maar heb ik daar na twee jaar werkende-mensen-leven wel zin in?

Uit een woon-tijdschrift
"Omdat maaltijden in het najaar en tijdens de wintermaanden steviger en voedzamer moeten zijn, worden ze best op een aangename plaats verbruikt."

Kokeneteke
Eén van onze vaste spelletjes op warme zomerdagen was "kokeneteke". Meestal speelden we dit bij ons thuis. Het buurmeisje van links, het buurmeisje van rechts en kleinere broers en zussen (toen waren ze nog kleiner, nu zijn ze alleen nog jonger) schoven mee aan tafel. We haalden de zak vol schoteltjes, kopjes, kannetjes en plastic messen en vorken uit de speelgoedkist. Het servies was geen mini-versie van het zondagse servies met een zilveren randje dat bij ons alleen bij communies uit de kast kwam. Nee, het kokenete-servies was zeer gebruiksvriendelijk. We hadden paarse plastic bordjes met blauwe bloemetjes, grote gele plastic bordjes (die eigenlijk ook behoorlijk klein waren), donkerblauwe, veel te brede plastic messen, vorken en lepels en de bijhorende kopjes en schoteltjes. Er waren ook mooie licht-blauwe plastic kannetjes. We stalden het hele servies uit, ergens buiten, op het gras, niet te ver van de keuken.

De volgende stap was linker: kokeneteke spelen konden we niet alleen, daarvoor hadden we eten, en dus een echte huismoeder én haar keuken nodig. Zij verschafte ons de rest van de ingrediënten: rozijntjes, appeltjes, perziken, kleine stukjes brood (maar dat hoefde zo niet vonden we), water, fruitsap en enkele snoepjes. Verder stuurde ze ons de tuin in. Daar konden we halen wat we verder maar wilden: frambozen, rode bessen, witte bessen, zwarte bessen, pruimen, kersen, worteltjes, radijsjes en aardbeien. Afhakelijk van wat er op dat ogenblik rijp -of bijna rijp – was. We zochten ook elke keer enkele mooie bladeren uit van om het even welke kruid-achtige plant en maakten dan onze eigen thee. Met koud water.

Heel gewichtig wasten we alles, sneden het in kleine stukjes, maakten de vreemdste combinaties en verdeelden de brij over de kleine bordjes en aten er met muizenhapjes van. We keuvelden wat, deden erg belangrijk en vonden dat koude thee eigenlijk toch wel heel erg lekker was. Dan volgde onvermijdelijk de afwas. Wie enigszins de kans had, maakte zich snel uit de voeten.

woensdag, oktober 02, 2002

Slaap
Het meisje sliep slecht vannacht. Af en toe schrok ze wakker, keek naar haar wekker en viel zuchtend terug in haar kussens. Nog veel te vroeg, ze had nog enkele uren nacht voor de boeg. Ze woelde, keerde en draaide. Haar gedachten kwamen niet tot rust. “Wat als?” “Het zal niet goed gaan.” “Ik wil niet.” Af en toe dommelde ze toch in. Maar de oppervlakkige slaap bracht amper verlichting. Dromen voerden haar langs de grootste rampscenario’s. Voor één keer kwam het signaal van de wekker geen minuut te vroeg.

dinsdag, oktober 01, 2002

Probleem
Onderweg naar het werk liep ik achter een groepje scholieren. Ze kampten – als steeds – met prangende vragen.
- “Hé dat is toch gemakkelijk joh!”
- “Pffff, ik weet toch niet hoe ik dat moet doen hoor.”
- “Je gaat gewoon naar goegel of zoiets en daar tip je je onderwerp in.”
“Of nee, nog beter, je tipt gewoon spreekbeurten, dat heb ik vorig jaar ook gedaan.”